hechting en hechtingsproblematiek

Hechtingsproblemen

Onbekend

Over hechtingsproblemen en -stoornissen is niet heel veel bekend bij “het publiek.” Toch lijdt waarschijnlijk 5% van de kinderen aan een ernstige hechtingsstoornis.

Veel van deze kinderen zijn meesters in het verbloemen van hun eigenlijke problemen en tevens meesters in het taxeren en bespelen van anderen. Dat is namelijk hun overlevingsstrategie.

Hoe verloopt hechting:

Een pasgeboren kind heeft zijn omgeving nodig om zijn behoeften te bevredigen: eten, drinken, warmte en genegenheid zijn nodig om goed te overleven en harmonieus op te groeien. De eerste drie maanden is de baby nog niet selectief in het “uitzoeken” van verzorgers, maar na 3 maanden krijgt de baby voorkeur en reageert selectief op de aanwezigheid van bepaalde personen (meestal de ouders en meer nog de moeder). Na 5 à 6 maanden komt 1 persoon centraal te staan (exclusieve hechting). Het hoogtepunt van de exclusieve hechting is de eenkennigheidsperiode, na 7 à 8 maanden. Als de verzorgers responsief reageren op de behoeften van het kind, dan vindt veilige hechting plaats.

Er is sprake van basisvertrouwen: het kind heeft geleerd op eigen houtje dingen te ondernemen, ook tegen de wil van de verzorgers in, zonder dat hij bang hoeft te zijn hun liefde kwijt te raken.

Een goede hechtingsrelatie is op te vatten als een beschermende laag rond de persoonlijkheid, die de weerbaarheid om het leven aan te kunnen, vergroot.

 

 

Als de hechting niet goed verloopt:

Het hechtingsproces is een complex proces. Zoals alle complexe processen kunnen daarbij dingen fout lopen. Niet ieder kind hecht zich goed. Er is dan een verstoorde ouder- kind relatie.

hier vier patronen:

  • Het vermijdend gehechte kind: Dit kind reageert niet of nauwelijks als de opvoeder vertrekt en weer terugkomt. Ouders van dit kind reageren vaak strikt en rigide en hebben een afkeer van lichamelijk contact. Ze zijn consequent en ongevoelig.
  • Het veilig gehechte kind: Het kind reageert wel wat angstig op het vertrek van de moeder, maar is bij terugkomst weer gauw gerustgesteld. De ouders van dit kind zijn sensitief en toegankelijk voor het kind.
  • Het angstig-ambivalent gehechte kind: het kind blijft dicht bij de moeder en vertoont weinig exploratiegedrag. Het reageert heftig op weggaan en heftig op terugkomst van de moeder. Het wil opgepakt, maar tegelijkertijd reageert het boos en wil weer neergezet worden. Deze ouders zijn vaak onbereikbaar op momenten dat het kind hen nodig heeft. Ze reageren vaak onvoorspelbaar. Ze zijn inconsequent en sensitief.
  • Het gedesorganiseerd gehechte kind: Dit kind reageert heftig als de moeder weg is, maar “bevriest” bij haar terugkomst. Deze ouders vertonen beangstigend en onvoorspelbaar gedrag. Zij zijn inconsequent en niet sensitief.

Risicofactoren voor een onveilige hechting:

  • Ouderfactoren: ouders die zelf hechtingsproblemen kenden, relationele problemen, onverwerkte trauma’s, psychische problemen, tienermoeders, enz.
  • Gezinsfactoren: sociaal-economische situatie, hoeveelheid stress, relatieproblemen, al dan niet wisselende relaties (en daardoor mede-opvoeders), mishandeling of verwaarlozing
  • Kindfactoren: trauma, opvallende lichamelijke handicaps, kinderen uit draagmoederschap, adoptiekinderen, huilbaby, verlies van een van de verzorgers, enz.

De risicofactoren op het gebied van de ouders blijken zwaarder te wegen dan de risicofactoren op kindniveau.

Gevolgen van onveilige hechting:

  • Het kind ontwikkelt geen vertrouwen in anderen en in zichzelf.
  • Het kind exploreert zijn omgeving minder (en leert dus minder).
  • Het kind krijgt problemen met gezags aanvaarding. Geen basisvertrouwen betekent geen gezags aanvaarding, geen gezag en dus geen opvoeding.
  • Het kind kan zelfs problemen met zijn lichamelijke welzijn krijgen.
  • Het kind snapt de sociale regels niet, het gedrag wijkt af. Het kind voelt niet aan “wat kan”en wat niet.

Onderzoek heeft aangetoond dat kinderen die opgroeien met gebrekkige emotionele veiligheid letterlijk andere hersenen ontwikkelen. Met name het deel wat wordt geassocieerd met het vermogen tot aangaan van intieme en sociale relaties. Een onveilige hechting voorspelt incompetentie in omgang met leeftijdgenoten, overmatige afhankelijkheid van de leerkracht en minder zelfvertrouwen op de kleuterleeftijd. Kortom: een veilige hechting is nodig voor een gezonde psychische en lichamelijke ontwikkeling.

Wat merk je aan het kind?

Een kind dat niet veilig gehecht is, vertoont een aantal clusters van gedragingen:

  • Eisend gedrag: het kind klampt zich vast aan de ouders.
  • Rebellie: het kind doet stoer, heeft een grote mond en wantrouwt anderen.
  • Parentificatie: het kind gelooft dat zijn ouders degenen zijn die hulp nodig hebben.
  • De meegaande robot: dit kind is meegaand en beleefd. Het toont weinig tot geen emoties en de contacten met volwassen lijken gemakkelijk inwisselbaar.
  • Onverschillig-koel: Het kind stelt zich egocentrisch op. (kan zich niet in anderen verplaatsen)
  • Superster: dit kind kan zeer succesvol zijn in zijn prestaties. Het kind ziet zichzelf als superster, dat geeft hem controle. Ook kan het zo de nabijheid van anderen vermijden.

 

Er wordt onderscheid gemaakt tussen kinderen die onveilig gehecht zijn en kinderen met een hechtingsstoornis. Kinderen die onveilig gehecht zijn, zijn soms nog enigszins benaderbaar. Het is echter een glijdende schaal. Bij een hechtingsstoornis is een meer onomkeerbare vorm van niet gehecht zijn aanwezig, Hechtingsstoornissen kunnen voorkomen bij pleegkinderen, adoptiekinderen, stiefkinderen, maar ook eigen biologische kinderen, die om een of andere reden het basisvertrouwen met de ouder(s) hebben moeten missen en daardoor niet veilig gehecht zijn, maar opgroeien volgens één van de andere hechtingspatronen.

 

Er zijn zeven gedragspatronen, die ook in combinatie met elkaar kunnen voorkomen, waarmee kinderen met een hechtingsstoornis/ vorm van onveilige hechting zichzelf handhaven:

  • Het kind dat druk en chaotisch gedrag vertoont. Het wil zijn behoeften direct bevredigen, kan zich niet goed aan afspraken houden. Merkt dat de wereld geen begrip heeft voor zijn gedrag, maar slaagt er nauwelijks in het gedrag te veranderen.
  • Het kind dat agressief gedrag vertoont. Dit kind daagt iedereen voortdurend uit met zijn gedrag. Het is hiermee meer uitdagender dan het drukke chaotische kind.
  • Het kind dat aangepast gedrag vertoont, maar het niet aangepast is (schijnaanpassing). Dit kind is lief en volgzaam naar anderen. Dit kind wil het iedereen naar de zin maken. Er is echter geen werkelijk diepgaand contact.
  • Het kind met “twee gezichten.” Thuis moeilijk te handhaven en op school voorbeeldig. Of andersom.
  • Het kind dat lichamelijke aanhankelijkheid zoekt. Dit kind gedraagt zich poeslief, het zoekt klein kinderlijk de lichamelijke aanraking van mensen in de omgeving en is daarin onverzadigbaar.
  • Het teruggetrokken kind. Dit kind trekt zich terug uit de omgeving en vindt zichzelf waardeloos. Al de energie gaat zitten in het vermijden van contact en terugtrekking in isolement.
  • Het kind dat schijnbaar normaal is. Dit kind heeft vaak goede intellectuele mogelijkheden en lost alle problemen verstandelijk op. Sociale aansluiting is soms lastig.

Welke sterke kanten hebben deze kinderen:

  • Ze maken makkelijk (oppervlakkig) contact met leeftijdgenoten.
  • Ze hebben veel (wisselende) vrienden en vriendinnen.
  • Ze zijn vaak goed in oppervlakkige contacten buitenshuis. Ze komen vriendelijk over.
  • Ze hebben vaak veel mensenkennis en taxatievermogen. Ze schatten anderen snel en goed in.
  • Het zijn vaak dominante kinderen, die leiderschap op zich kunnen nemen.

Contact

Pleegzorg binnen de Jeugdzorg Postadres:
Slingelaan 1
7001 EA Doetinchem

Bezoekadres:
J.F. Kennedylaan 49
7001 EA Doetinchem
Graafschap College
Tel.: 0314 353 500 / Fax: 0314 353 519
E-mail: info@graafschapcollege.nl
jos-seegers@hotmail.nl